Het werk stond jarenlang in depots van de Dienst voor ‘s Rijks Verspreide Kunstwerken en op een stoffige zolder in Amsterdam. Het is herontdekt, te zien en te koop bij Bert Kuipers Kunsthandel in Enschede. Door Bert Kuipers Een eerste oppervlakkige beschouwing van een kunstwerk van Emile Circkens biedt niet wat je doorgaans verwacht. De regelmaat in het getoonde - gevouwen papier, getekende lijnen, vierkantjes in series, stroken met insnijdingen, gevat in een doorzichtige doos - oogt wat saai. De verschillen in de beeldelementen zijn zo gering dat ze je niet bijblijven, ze roepen nauwelijks spanning op. Een keer kijken en je hebt het gezien. Maar wanneer je je afwendt van zo’n object gebeurt er iets merkwaardigs. Er treedt een gewaarwording op die bijna op heimwee lijkt, een verlangen naar wat je even te voren hebt gezien, terwijl dat iets wat je hebt gezien toch bijna niets voorstelde. En dan teruggekeerd naar het werk zie je dat het licht anders in de ruimtes van het object is gaan vallen, dat de contouren van de vormen zich vertaald hebben in andere schaduwen op het achterliggende beeldvlak. Structuren zonder hiërarchie in vormen en het geheel dat een nietszeggende som der delen leek, dienen zich anders aan, terwijl het werk toch hetzelfde is gebleven. In wat zo even nog industrieel vervaardigd leek, vallen nu kleine imperfecties op, die het handmatige verraden, ze worden tot accenten die het object personifiëren. Emile Circkens heeft iets in te halen als hij in 1946 op De Oranje in Rotterdam aankomt, gerepatrieerd uit Nederlandsch-Indië. Met overgave stort hij zich in het artistieke klimaat van het kille na-oorlogse Nederland, dat geen aandacht kan opbrengen voor landgenoten uit de overzeese gebiedsdelen. Na enige omzwervingen belandt hij in Amsterdam, waar hij een opleiding tot decorateur volgt. Met zelfstudie, museumbezoek en lessen van Friso ten Holt schoolt hij zich tot zelfstandig werkend kunstenaar. Zoals bij veel na-oorlogse schilders heeft hij een expressionistische en informele periode in de vroege jaren zestig. Maar anders dan bij Armando, Van Bohemen en Schoonhoven die in de materie het autobiografische proberen uit te bannen, blijven in Circkens’ experimenten, de reminiscenties aan zijn Indische jaren bestaan. Zij leveren bijvoorbeeld een groot zwart schilderij op, getiteld ‘Verbrand landschap’, waarin boven pasteus geschilderde bergcontouren een rode gloed doorschemert. Het is het bezonken rood van de Japanse bezetting en de Bersiap. De vergelijking met Armando’s zwarte schilderij met prikkeldraad uit 1962 dringt zich op. Hoewel de kunst hem volledig in beslag neemt, beginnen oorlogservaringen hem na verloop van tijd parten te spelen. In zijn zoektocht naar een definitieve vorm gaat Circkens van zwart naar wit, naar nul en nieuwe uitdrukkingswijzen. In de aanloop naar totale abstractie maakt hij in 1974 een werk met de klinische titel ‘Structuurreflex’. De beschouwer ziet iets wat nog het meest op een maquette van een Vinexwijk lijkt. Huisjes rijen zich aaneen, van bovenaf gezien, met dakkappelletjes, waardoor het licht rozerood naar buiten schijnt. Hollandse orde, rust en regelmaat tegenover een binnenshuis gehouden Indische chaos. Het werk is wat het is; een groot stuk in banen gevouwen en op hout geplakt papier waarin scharnierende luikjes zijn gesneden, die half openstaan. Inkijkjes. Wisselt het invallende licht op het object dan vallen steeds andere schaduwen in series op de schuine dakjes. Het werk faciliteert het licht in beweging, ruimte en tijd. Niet de uitbeelding of de voorstelling is doorslaggevend, maar juist het faciliteren. Het licht is hier de architect van de ziel. Het maakproces van ‘Structuurreflex’ moet iets heilzaams hebben gehad. Het meticuleuze werken eraan heeft het verstand op nul gezet en moet voor zolang het duurde een remedie zijn geweest tegen een steeds manifester wordend post traumatisch stress syndroom, dat bitter-ironisch ook zijn seriële aspecten heeft. Zo is de kunstenaar avond aan avond uren bezig met het op slot doen van de voordeur, het sluiten van de ramen, het dichtdraaien van de gaskraan en het keer op keer obsessief controleren daarvan. Telkens terug naar nul, overdag opnieuw beginnend met vormen van wit papier en perspex. Weg met de laaiende stilte van een verkracht tempo doeloe! Emile Circkens wordt geboren 1924 in Soerabaja. Al in de derde klas van de lagere school valt op dat hij niets liever doet dan tekenen. Zijn vader is niet zo gecharmeerd van zijn artistieke aspiraties. Hij pleit voor een degelijke opleiding, maar omdat de oorlog uitbreekt komt daar niet veel van terecht. De familie wordt niet geïnterneerd in een jappenkamp omdat ze niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Ze behoort plotseling tot de zgn. ‘buitenkampers’. Deze groep is tijdens de bezetting vogelvrij en beroofd van al haar bronnen van inkomsten, maar al te vaak op een gruwelijke wijze slachtoffer van Japanse willekeur. Het gezin leeft van spaargeld en ambulante handel. Er vinden regelmatig huiszoekingen plaats en de familie heeft veel last van dronken Japanners die een nabijgelegen bordeel frequenteren. Ook moet Circkens eens toezien hoe de Kempeitai het ontzielde lichaam van de overbuurman over het hek in de tuin van hun huis gooit. De angst culmineert tot doodsangst in de periode na de Japanse capitulatie, als Indonesische opstandelingen en rampokkende bendes onder de kreet ‘Bersiap!’ (Wees paraat!) huizen binnendringen en op een afschuwelijke manier tekeer gaan onder de buitenkampers. Ook de familie Circkens ontkomt niet aan deze uiterst gewelddadige en bandeloze rancune. Na een razzia, belandt de jonge Emile na ondermeer spitsroeden gelopen te hebben in de beruchte Kalisosokgevangenis aan de Werfstraat in Soerabaja. Een aantal weken later wordt hij tijdens een bliksemactie bevrijd door een eenheid Ghurka’s van het Engelse leger, die juist op tijd verhindert dat de opstandelingen de gevangenis in brand kunnen steken. Als het leven weer enigszins kan worden opgepakt wordt snel duidelijk dat de toekomst van het gezin niet langer in Nederlandsch-Indië zal liggen. Het keert terug naar Nederland, weliswaar met een vooruitziende blik op wat nog komen zal, maar geenszins vermoedend dat de spoken uit het verleden Emile zullen blijven bezoeken. Ondanks dwangneurosen en angsten die voor toenemend isolement zorgen, creëert Circkens werk dat in galeries en tijdens tentoonstellingen vele kopers vindt. Zo voegt het AMC in Amsterdam een groot aantal werken van hem toe aan zijn kunstverzameling. Deze erkenning kan echter niet verhinderen dat Circkens in de BKR raakt. De uitkering stopt uiteindelijk in 1985 als zijn zwakke mentale en fysieke toestand hem het werken vrijwel onmogelijk maakt. Hij haalt ‘de kwantum eigen verkoop’ niet meer. Omgekeerd evenredig neemt zijn kwantum aan psycho-sociale ellende toe. Tot aan zijn dood in 1997 - hij sterft tijdens het geknal van de jaarwisseling - leeft hij voort samen met vrouw en kind, anoniem en als kunstenaar vergeten.
0 Comments
Leave a Reply. |
Archives
Januari 2022
Categories
Alles
|
KunstKrant.nl Officiële Website Copyright
© KunstKrant.nl 1993 - 2024 All rights reserved. KunstKrant.nl Website is NOT responsible for any external link on the website Powered by: Uitgeverij Nobelman |
Contact
KunstKrant.nl | Kunstkrant.be Emdenweg 3 9723 TA Groningen Mobiel: +031 (0)6 50831893 E-mailadres: [email protected] |